Gemeente moet aanpassing badkamer betalen; verbouwing van verouderde badkamer is geen ‘algemeen gebruikelijke voorziening’ onder de Wmo 2015
Onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: 'Wmo 2015') zijn gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van hun inwoners. Ingevolge de Wmo 2015 beslist het college van burgemeester en wethouders (hierna: 'het college'), na een daartoe uitgevoerd onderzoek, tot verstrekking van een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening dient een passende bijdrage te leveren aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.
Bij uitspraak van 20 november 2019 oordeelde de Centrale Raad van Beroep (hierna: 'CRvB') dat het college, naar aanleiding van een aanvraag voor een aanpassing van een badkamer op grond van de Wmo 2015, de kosten moest vergoeden van de vervanging van een ligbad door een douche. Het feit dat de badkamer 35 jaar oud was en de inwoner de aanpassing zelf zou kunnen betalen, is naar het oordeel van de CRvB geen reden om de aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 af te wijzen.
De betrokkene in deze zaak is een vrouw geboren in 1923. Zij kon vanwege medische redenen haar ligbad niet meer gebruiken en heeft daarom een aanvraag ingediend bij het college om haar ligbad te vervangen door een douche. Volgens het college hoeft geen maatwerkvoorziening te worden verstrekt voor woningaanpassingen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn. Gelet op de ouderdom van de badkamer en de daarmee samenhangende afschrijving, is er naar de mening van het college sprake van een algemeen gebruikelijke renovatie. De term 'algemeen gebruikelijk' komt niet in de wettekst van de Wmo 2015 voor. In de Memorie van Toelichting bij de Wmo 2015 is aangegeven dat algemeen gebruikelijke zaken kunnen worden uitgesloten. Het college heeft dat inderdaad gedaan in de verordening door een algemeen gebruikelijke voorziening te definiëren als een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder dan vergelijkbare producten.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is een 'algemeen gebruikelijke voorziening' erop gericht te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokkene, aannemelijk is te achten dat deze daarover zou (hebben kunnen) beschikken als zij niet beperkt zou zijn geweest. De noodzaak tot het verkrijgen van de maatwerkvoorziening is in dat geval kortom niet het gevolg van beperkingen. Daarnaast moeten de kosten betaalbaar zijn, ook voor inwoners met een minimuminkomen. De aanvraagster had een ligbad. Dit ligbad wilde zij vanwege de 'heilzame werking' van een warm bad niet kwijt, maar door haar beperkingen was een bad niet meer verantwoord, ook niet met gebruikmaking van de eerder op grond van de Wmo 2015 aan haar toegekende badplank. Naar het oordeel van de CRvB is van een algemeen gebruikelijke voorziening geen sprake. Dat de betrokkene de voorziening zelf kan betalen en sprake is van een badkamer van 35 jaar doet daar naar het oordeel van de CRvB niets aan af. In dat kader oordeelt de CRvB: "Dit standpunt komt er namelijk op neer dat het college naast de mogelijkheid om een bijdrage op te leggen als bedoeld in artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 een extra vermogens- en inkomensvoorwaarde stelt voor het kunnen verstrekken van een maatwerkvoorziening. Hiervoor biedt de Wmo 2015, evenals voorheen de Wmo geen ruimte".
Voor gemeenten heeft deze uitspraak gevolgen voor wat betreft het verstrekken van woningaanpassingen onder de Wmo 2015. Het gegeven dat een normale afschrijvingstermijn (de economische levensduur) is verstreken is voor het college geen houdbare grondslag om de aanvraag voor een vergoeding voor een woningaanpassing op grond van de Wmo 2015 af te wijzen. Aangezien de meeste gemeenten dit wel zo in hun beleid hebben opgenomen, vergt dit mogelijk een aanpassing van het beleid. Daarbij merken wij evenwel op dat veel gemeenten een budgettair tekort hebben binnen het sociaal domein. De huidige rechtspraak betekent dat inwoners die reeds een voorziening hebben op grond van de Wmo 2015 en het abonnementstarief betalen, kosteloos een woningaanpassing kunnen krijgen vanuit de Wmo 2015, indien en voor zover uit het onderzoek van het college volgt dat dit nodig is. De kosten op grond van de Wmo 2015 zullen mogelijk als gevolg hiervan verder toenemen. Voor gemeenten neemt met deze rechtspraak de noodzaak toe om beleid te ontwikkelen voor het doen van onderzoek naar de noodzaak van woningaanpassingen.
Categorie: Publiekrechtelijk Gezondsheidsrecht