Burgerlijk recht

De fiscale aspecten van joint ventures

W. Brink

De keuze van de structuur van een joint venture wordt voor een gedeelte bepaald door fiscale motieven. Kennis van de fiscale gevolgen van een bepaalde structuur is derhalve belangrijk. Bij de totstandkoming van een joint venture structuur dreigt het risico van een tussentijdse afrekening voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting. Onderzocht wordt op welke wijze fiscaal gefacilieerd een dergelijke structuur kan worden opgezet of op welke wijze zo'n structuur juist 'geruisloos' kan worden verlaten.

Bijzonder nummer | Joint Ventures
mei 1995
AA19950361

De fiscus in het privaatrecht (Digitaal boek)

A.J. Tekstra

Post thumbnail Traditioneel gezien is de positie van de fiscus vastgelegd in fiscale en bestuursrechtelijke regels, maar de fiscus bedient zich in toenemende mate van instrumenten die privaatrechtelijk zijn. Deze ontwikkeling wordt beschreven en er wordt onderzocht in hoeverre zij positief valt te duiden, dan wel of daar grenzen aan moeten worden gesteld.

9789069165257 - 19-11-2014

De flexibele BV: een kijkje in de keuken van de wetgever

D.M. Stubbé

Hoe maken we Europa de meest concurrerende markt ter wereld in 2010? Hoe geven we optimaal vorm aan de vrijheid van vestiging van vennootschappen? En hoe komen we af van de strikte regelgeving rondom de Besloten Vennootschap (verder: BV), zodat het ondernemingsklimaat in Nederland aantrekkelijk blijft? Deze vragen hebben onder andere geleid tot het wetsvoorstel betreffende de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht, dat ingediend is bij de Tweede Kamer op 31 mei 2007.

Verdieping | Studentartikel
januari 2008
AA20080035

De ganse aarde is niet van enerlei spraak en enerlei woorden: taalvereisten en herstelmogelijkheden bij de grensoverschrijdende betekening van stukken. Leffler/Berlin Chemie

M.V. Polak

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 8 november 2005, zaak C-443/03, ECLI:EU:C:2005:665 (Leffler/Berlin Chemie) Hof van Justitie Europese Gemeenschap Wat moet er gebeuren als een Nederlander een Duits bedrijf dagvaard, maar niet voldoet aan het taalvereiste van artikel 8 van de Betekeningsverordening? Het hof heeft gemeend dat eiser automatisch een recht van herstel heeft en dat het eventuele nationale recht op dit gebied irrelevant is.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2006
AA20060057

De geboorteakte van een interseksuele of ‘niet-geseksueerde’ persoon

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 30 maart 2007, nr. R06/013HR, ECLI:NL:HR:2007:AZ5686, LJN: AZ5686, RvdW 2007, 357 Op artikel 1:24 BW gegrond verzoek tot doorhaling geslachtsaanduiding in geboorteakte zonder opneming nieuwe geslachtsaanduiding in die akte. Bestaat er ruimte voor aanpassing van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte overeenkomstig de overtuiging van de betrokkene omtrent diens geslachtelijke identiteit? Afwijzing verzoek in het onderhavige geval niet in strijd met artikel 8 EVRM.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2007
AA20070685

De gemiddelde consument van fictie naar feit

V. Mak

Post thumbnail

De ‘gemiddelde consument’-maatman uit het Europese consumentenrecht lijkt de autonomie van consumenten te veronachtzamen door weinig rekening te houden met eigen keuzes van de individuele consument. Deze bijdrage onderzoekt in hoeverre recente ontwikkelingen – de invloed van de gedragswetenschappen en de opkomst van big data – het consumentbeeld in het Europese consumentenrecht aanscherpen naar een geïndividualiseerde benadering. Daarbij wordt de vraag gesteld of het wenselijk is om die lijn te volgen.

Bijzonder nummer | Autonomie
juli 2017
AA20170592

De geneeskundige behandelingsovereenkomst en de vertegenwoordiging van meerderjarige onbekwamen

F.C.B. van Wijmen

Eind mei 1990 is bij de Tweede Kamer een ontwerp van Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst ingediend, waarin het beginsel, dat voor medische behandeling op deugdelijke informatie gebaseerde toestemming vereist is, een centrale plaats inneemt. Zeer veel mensen zijn niet in staat tot het geven van een dergelijk 'informed consent'. Voor plaatsvervangend beslissen en andere vertegenwoordigingssituaties in het kader van de individuele gezondheidszorg bevat het ontwerp ook een regeling. Voor meerderjarige onbekwamen is die, mede in relatie tot andere huidige en toekomstige wetgeving, voor verbetering vatbaar.

Overig | Rode draad | De positie van onbekwamen in het recht
april 1991
AA19910307

De gespleten opdracht van het recht

Autonomie en verbondenheid in het privaat-, straf- en staats- en bestuursrecht

L. van den Berge

Post thumbnail

De nabijheid van anderen is voor volwaardig menszijn onontbeerlijk, maar kan ons ook tot stikkens toe benauwen. Het moderne recht tracht ons lucht te geven door scheidingen aan te brengen tussen individuen onderling. Maar tegelijk zal het  moeten erkennen dat de mens een gemeenschapswezen is dat in afzondering van anderen niet volwaardig kan existeren. Hoe kan het recht aan die gespleten opdracht het best voldoen? Dit artikel bespreekt aan de hand van de bijdragen aan dit Bijzonder Nummer hoe de spanning tussen idealen van autonome vrijheid en gebondenheid het gehele recht in haar greep houdt.

Bijzonder nummer | Autonomie
juli 2017
AA20170654

De gevaren van de optiehandel: hoe ver strekt de zorg van de bank?

T. Hartlief

Hoge Raad 11 juli 2003, nr. C01/257HR, ECLI:NL:HR:2003:AF7419, RvdW 2003, 123 (Van Zuylen/Rabo Schaijk-Reek) In deze noot bij dit arrest wordt ingegaan op de zorgplicht van de bank bij het particuliere beleggers in het geval van put- en call-opties. De Hoge Raad stoelt de bescherming op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid en noemt de belangrijkste voorwaarden en de reikwijdte van de zorg.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 2003
AA20030929

De goederenrechtelijke werking van de ontbindende voorwaarde

A.H. Scheltema

Het leerstuk van de voorwaarde wordt vaak als een lastig onderdeel van het burgerlijke recht beschouwd. Desondanks heeft de wetgever dit leerstuk in 1992 nog eens extra gecompliceerd door de terugwerkende kracht af te schaffen. Dit was een ongelukkige keuze, hetgeen duidelijk naar voren komt bij de (goederenrechtelijke werking van de) ontbindende voorwaarde, maar ook bij (die van) de opschortende voorwaarde. Een beschrijving van zowel het huidige als het oude Nederlandse stelsel, mede in een rechtshistorisch en rechtsvergelijkend perspectief, maakt één en ander aanschouwelijk.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
september 2004
AA20040671

De grensoverschrijdende garage

H.K. Köster

Hoge Raad 17 april 1970, nr. 10.381, ECLI:NL:HR:1970:AC5012, NJ 1971/89, (De Jongh/Kuipers). Ook wel bekend als Grensoverschrijdende garage.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1970
AA19700542

De Haan (c.s.)/Mr. Hamm q.q.

C.A.J.M. Kortmann

Hoge Raad 19 mei 1999, nr. OK69-I, ECLI:NL:HR:1999:AD3053, NJ 1999, 670 en 671, nt. Ma; JOR 1999/170 en 171, nt. S.C.J.J. Kortmann (De Haan c.s./Mr Hamm q.q.) De curator van de moedervennootschap is bevoegd een enquête te verzoeken bij de dochtervennootschappen. Failliete dochtervennootschappen kunnen zich tegen een dergelijk verzoek verzetten en daarbij vertegenwoordigd worden door hun bestuurders.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2000
AA20000102