Burgerlijk recht

Vereniging voor de Effectenhandel, haar positie en regelgevend beleid

D.H. Cross

In dit artikel wordt ingegaan op de positie van de Vereniging voor de Effectenhandel en haar regelgevend beleid van de afgelopen jaren; daaruit zal blijken, dat de rol van de Vereniging behoorlijk veelomvattend is. Allereerst volgt een kort overzicht van wettelijke regelingen betreffende de effectenhandel in Nederland. Daarna wordt onder anderen ingegaan op regels betreffende misbruik van voorwetenschap en remisier.

Opinie | Column
januari 1989
AA19890025

Verenigingstuchtrecht en de rechter. Soeverein straffen in eigen kring?

K.A.M. van Vught

Post thumbnail Verenigingen kunnen hun tuchtrecht zelf regelen. Maar aan welke eisen moeten tuchtprocedures en -maatregelen ten minste voldoen? De rechter heeft de verenigingsautonomie te respecteren, maar moet ook de belangen van het getuchtigde lid waarborgen.

Verdieping | Verdiepend artikel
december 2019
AA20190959

Verevening pensioenrechten bij scheiding

L.M.A. Verschuur-de Sonnaville

Bespreking van de wet die de verevenening van pensioenrechten mogelijk maakt. Het startsein hiervoor is gegeven door een arrest van de Hoge Raad. De nieuwe wet kleedt de regels geschept door de Hoge Raad verder in voor de rechtspraktijk. In het artikel worden de belangrijkste aspecten van de wet besproken. Ook het overgangsrecht komt aan de orde. Daarnaast is er in het artikel nog een literatuurlijst opgenomen met aanverwante literatuur.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
november 1995
AA19950866

Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon

A.J. Verheij

Ander nadeel dan vermogensschade, immateriële schade, komt alleen voor vergoeding in aanmerking indien dit uit de wet voortvloeit (art. 6:95 BW). Art. 6:106 BW geeft een aantal gevallen waarin immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. In het proefschrift wordt ingegaan op het geval van 6:106 lid 1 sub b BW waarin onder andere de persoonsaantasting is geregeld.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
juni 2003
AA20030481

Vergoeding van niet-materiële schade

NBW zet de klok terug

Th.L. van der Veen

Column waarin betoogd wordt dat met de invoering van het NBW het recht op vergoeding van immateriële schade er ernstig op achteruit gaat. De schrijver betoogt dat de wetgever niet overeenkomstigd handelt met het geldende recht en dat smartengeld tot het verleden lijkt te behoren.

Opinie | Column
april 1989
AA19890245

Vergoeding van overlijdensschade: abstract of concreet?

T. Hartlief

Hoge Raad 11 juli 2008, nr. C07/010HR, ECLI:NL:HR:2008:BC9365, LJN: BC9365, C07/010HR, RvdW 2008, 724 (Bakkum/Achmea) I.c. is aan de orde in hoeverre de vordering van schade voor de kinderen als gevolg van het overlijden van de moeder toewijsbaar is en in hoeverre daarbij rekening dient te worden gehouden met het hertrouwen van de man en de daarmee gepaard gaande kosten voor huishoudelijke hulp. De Hoge Raad moet daarbij oordelen of over de vraag of schadevergoeding op grond van art. 6:108 onder d BW concreet of abstract getoetst dient te worden. De Hoge Raad benadrukt dat er zo veel mogelijk naar de concrete omstandigheden gekeken moet worden maar dat er van twee punten geabstraheerd moet worden, te weten: het feit of er voor het overlijden van de verzorgende ouder al kosten werden gemaakt voor huishoudelijke hulp en of de overblijvende partner hertrouwt en deze nieuwe partner de taken van huishoudelijke hulp op zich neemt. In de noot wordt dieper op de redenering en de eerdere uitspraken rondom deze problematiek ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 2008
AA20080896

Vergoeding van zuivere vermogensschade van derden (Digitaal boek)

Een vergelijking van het recht in Nederland, Engeland en Duitsland

A.M.E. Verschuur

Post thumbnail In dit cahier wordt aandacht besteedt aan zuivere vermogens- schade van een derde partij, ontstaan doordat een eerste partij schade lijdt. Dit wordt gedaan aan de hand van het recht in Nederland, Engeland en Duitsland, omdat deze landen naast naburig, toonaangevend in Europa zijn op dit gebied.

9789069164656 - 23-06-2003

Verhouding tussen meerderjarigenbewind en erfrecht

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 16 mei 2025 (prejudiciële beslissing), ECLI:​NL:​HR:​2025:​758 (mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, F.R. Salomons en G.C. Makkink; A-G mr. S.D. Lindenbergh) Prejudiciële vragen in de zin van artikel 392 Rv. Personen- en familierecht. Meerderjarigenbewind. Erfrecht. Is bewindvoerder die is benoemd op grond van artikel 1:431 BW, wettelijke vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 4:193 BW? Geldt voor verwerping, beneficiaire aanvaarding en zuivere aanvaarding driemaandentermijn van artikel 4:193 lid 1 BW? Geldt nalatenschap als beneficiair aanvaard als bewindvoerder deze termijn laat verlopen?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2025
AA20250622

Verhuuranalogie (on)houdbaar?

M. Albers

Bij de heffing van omzetbelasting heeft de wetgever ervoor gekozen om bepaalde (rechts)handelingen aan te merken als verhuur van onroerende zaken, die civielrechtelijk niet als zodanig worden geduid. Een en ander speelt in belangrijke mate bij de beperkt zakelijke rechten, zijnde het recht van erfpacht, het recht van opstal en de erfdienstbaarheid. In het onderzoek dat heeft geleid tot mijn proefschrift heb ik uitgebreid stilgestaan bij de hiervoor bedoelde verhuuranalogie. In onderstaande bijdrage zal ik enige conclusies bespreken.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
oktober 2017
AA20170854

Verjaring en verlenging van verjaring tussen echtgenoten

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1936 (mrs. M.J. Kroeze, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en F.R. Salomons; A-G M.L.C.C. Lückers) Verjaring. Huwelijksvermogensrecht. Vergoedingsrecht uit hoofde van huwelijkse voorwaarden in verband met vermogensverschuiving tussen echtgenoten. HR 12 juni 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC2558 (Kriek/Smit). Artikel 1:87 BW. Had hof in plaats van aan verjaringstermijn van twintig jaar van artikel 3:306 BW overeenkomstige toepassing moeten geven aan verjaringstermijn van vijf jaar van artikel 3:307 lid 1 BW, althans die van artikel 3:308, 309 of 310 lid 1 BW? Begrip ‘vermogensrecht’ in artikel 3:326 BW en vergelijkbare schakelbepalingen. Verlenging als bedoeld in artikel 3:320 BW in verbinding met artikel 3:321 lid 1 aanhef en onder a BW.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2023
AA20230134

Verjaring van gemaximeerde dwangsommen

A.W. Jongbloed

Benelux-Gerechtshof 6 juli 2023, A2022/1 en A2022/2

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 2024
AA20240437

Verkerk/Tiethoff q.q.

R.D. Vriesendorp

Hoge Raad 20 november 1998, nr. 16670, ECLI:NL:HR:1998:ZC2784, RvdW 1998, 218 (Verkerk/Tiethoff q.q.) In onderhavige casus lijkt de Hoge Raad de teugels omtrent de faillissementpauliana weer iets steviger aan te trekken.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1999
AA19990164