Burgerlijk recht

Tussen feit en fictie (Digitaal boek)

C.J.H. Jansen, J.J.J. Sillen

Post thumbnail Het thema 'de feiten en het recht' wordt bestudeerd vanuit het burgerlijk procesrecht, het staatsrecht en vanuit het procesrecht van het EHRM. Over de googelende rechter, de onderzoeksbevoegdheden van het parlement en de feitenvaststelling door het Straatsburgse Hof.

9789069166308 - 23-09-2014

Tussen oerwoud en woestijn

M.J. De Boeck, M.J.P. de Zwart

De wetgever laat zich al sinds jaar en dag bijstaan door adviescolleges. Dat kan de kwaliteit van wetgeving ten goede komen. Binnen het civiele recht valt op dat een vast adviescollege is ingesteld voor een viertal rechtsgebieden. De auteurs vragen zich af ‘waarom’ en stellen onderzoek voor naar de wenselijkheid van adviescolleges voor meer ‘kernrechtsgebieden’ dan het huidige viertal.

Opinie | Redactioneel
april 2024
AA20240283

Twee arresten over ‘winstafroming’ ex artikel 6:104 BW

W.H. van Boom

Hoge Raad 18 juni 2010, nr. 08/04766, ECLI:NL:HR:2010:BM0893, LJN: BM0893 (Doerga/Stichting Ymere); Hoge Raad 18 juni 2010, nr. 08/04918, ECLI:NL:HR:2010:BL9662, LJN: BL9662 (Setel NV/AVR Holding NV) Verbintenissenrecht. Vordering woningcorporatie wegens illegale onderverhuur. Schadebegroting op bedrag van de winst (art. 6:104 BW). Art. 6:104 BW geeft geen vordering tot winstafdracht, maar verleent de rechter een discretionaire bevoegdheid om de gevorderde schadevergoeding te begroten op de door het onrechtmatig handelen of de wanprestatie genoten winst, of een deel daarvan. Enige schade moet aannemelijk zijn; concreet nadeel hoeft niet te worden aangetoond. Vanwege het niet-punitieve karakter van art. 6:104 BW past de rechter in zoverre terughoudendheid dat waar het behaalde voordeel de vermoedelijke omvang van de schade aanmerkelijk te boven gaat de schade in beginsel wordt begroot op een gedeelte van de winst. Voor toewijzing van de vordering tot winstafdracht gelden niet meer of andere vereisten dan ingevolge art. 6:162 of 6:74 BW voor toewijzing van schadevergoeding (vgl. HR 16 juni 2006, NJ 2006, 585). Het schade toebrengend handelen moet bijvoorbeeld op de voet van art. 6:162 lid 3 BW of art. 6:75 BW aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend. Art. 6:104 BW eist geen bijzondere mate van verwijtbaarheid. De in art. 6:104 BW bedoelde winst hoeft geen betrekking te hebben op de winst die de benadeelde zelf had kunnen realiseren. In het algemeen kan niet de eis worden gesteld dat de op te leggen schadevergoeding in een reële verhouding staat tot de daadwerkelijk geleden schade.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2011
AA20110118

Twee benaderingen bij gebruik van statistisch bewijs

H.O. Kerkmeester

Sinds het arrest Binderen/Kaya is algemeen geaccepteerd dat in civiele zaken gebruik kan worden gemaakt van statistisch bewijsmateriaal. Vooral voor het leveren van indirect bewijs van discriminatie en op de terreinen van gezondheids- en milieuschade kunnen statistische gegevens belangrijke diensten bewijzen. In deze bijdrage zal worden aangegeven wat onder statistisch bewijs kan worden verstaan. Er zullen twee wijzen worden onderscheiden waarop met dit bewijs kan worden omgegaan, namelijk het kansbepalingsmodel en het toetsingsmodel. Er zal worden betoogd dat het tweede model in het algemeen de voorkeur verdient.

Rode draad | Bewijs en bewijsrecht | Verdieping | Verdiepend artikel
november 1999
AA19990793

Twee opstandige dochters

F.J. van Ommeren, P. Roos

In dit redactionele artikel staat een kort geding uitspraak van een dochter tegen diens moedervennootschap centraal omdat deze zich niet wenst te verbinden voor de schuld van de moedervennootschap en op die manier zwakkere dochters op sleeptouw wil nemen.

Opinie | Redactioneel
februari 1988
AA19880080

Twee werelden apart?

M. Geerdink, J. Straesser

Redactioneel artikel waarbij de verhouding tussen het kerkelijk en burgerlijk huwelijk aan de orde komt.

Opinie | Redactioneel
april 1998
AA19980239

Twintig jaar erfrecht

T.J. Mellema-­Kranenburg

Post thumbnail

In deze aflevering van de Rode draad ‘20 jaar Nieuw BW’ aandacht voor het erfrecht en in het bijzonder de laatste worstelingen bij de totstandkoming van de regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot en de relatie tot de legitieme portie en de eerste ervaringen met de sinds 2003 bestaande regeling.

Rode draad | 20 jaar Nieuw BW
mei 2012
AA20120393

Twintig jaar nieuw BW

W. Snijders

Post thumbnail

In de laatste bijdrage van de Rode draad ‘20 jaar Nieuw BW’ blikt Wouter Snijders terug op de bijdragen die het afgelopen jaar zijn verschenen en daarna concentreert hij zich op ontwikkelingen die zich pas na 1992 goed hebben geopenbaard en waarmee in de wetgeving van dat jaar dan ook nog in het geheel geen rekening kon worden gehouden. Als voorbeelden noemt hij de massificatie in privaatrechtelijke verhoudingen, de invloed van internet en het verschijnsel dat privaatrecht en publiekrecht steeds meer met elkaar verstrengeld raken.

Rode draad | 20 jaar Nieuw BW
december 2012
AA20120946

Twintig jaar nieuw BW: bijzondere overeenkomsten

Van oude wetboeken, de dingen die voorbijgaan...

T.F.E. Tjong Tjin Tai

Post thumbnail Twintig jaar bijzondere overeenkomsten hebben veel opgeleverd voor specialisten, doch weinig voor algemene civilisten. Daarnaast roepen de ontwikkelingen de vraag op wat nog de zin is van een boek over bijzondere overeenkomsten in een tijd van europeanisering, specialisatie, consumentenbescherming, en verschuiving naar het publiekrecht. Een snelle duik in de geschiedenis laat echter zien dat dit een eeuw geleden niet anders was. Mits we met voldoende sobere verwachtingen naar de codificatie kijken, kunnen we vrij tevreden zijn met de regeling van bijzondere overeenkomsten.

Rode draad | 20 jaar Nieuw BW
november 2012
AA20120869

Überseering: vestigingsvrijheid en erkenning van rechtspersonen en vennootschappen binnen de EU

M.J.G.C. Raaijmakers

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 5 november 2002, ECLI:EU:C:2002:632, nr C-208/00, NJ 2003, 58, m.nt. P. Vlas; JOR 2003, 4 m.nt. G. van Solinge (Überseering) Verdragsrechtelijke vestigingsvrijheid binnen de Europese Unie verhindert dat een lidstaat op grond van zijn internationaal privaatrecht een buitenlandse rechtspersoon die haar werkelijke zetel binnen die lidstaat heeft beperkingen kan opleggen anders dan op grond van het algemeen belang.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 2003
AA20030379

UCERF 18 – Actuele ontwikkelingen in het familierecht

F. de Kievit, B. Oude Breuil, I.M. Reinders

Post thumbnail Achttiende UCERF-symposium over de actuele ontwikkelingen in het familierecht.

9789493333284 - 11-04-2024

Uitleg cessieverbod

W.H. van Boom

Hoge Raad 21 maart 2014, nr. 12/05258, ECLI:NL:HR:2014:682 (Coface Finanz/Intergamma)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 2014
AA20140927