Inleiding tot het onderwerp. De opzet en indeling van dit werk
Hoofdstuk 1 De jurisprudentie van de Hoge Raad over aansprakelijkheid van de arbiter: van Hotel Jan Luyken (1971) naar Greenworld (2009). Het negatieve commentaar in de literatuur
- 1.1 De oude jurisprudentie over onrechtmatige rechtspraak: Hotel Jan Luyken (1971)
- 1.2 De aanloop naar het arrest van 4 december 2009, Greenworld: het eerste Greenwold-arrest van 20 januari 2006. De casus
- 1.3 Het arrest van 20 januari 2006, Greenwold I. De behandeling van de bevoegdheidsvraag
- 1.4 Conclusies uit Greenwold I (2006)
- 1.5 Het vervolg op Greenwold I (2006): de procedure eindigend met Greenworld (2009)
Hoofdstuk 2 Het vervolg op Greenworld (2009): de bevestiging in 2016 met Qnow. Wederom: negatief commentaar in de literatuur
- 2.1 De aanloop: de casus en de procedure voor rechtbank en hof
- 2.2 Cassatie: het arrest van 30 september 2016, Qnow
- 2.3 Een eerste analyse van het arrest van 30 september 2016 aan de hand van een vergelijking met het standpunt van het OM
- 2.4 De benadering van de Hoge Raad in het arrest van 30 september 2016, in afwijking van de conclusie OM, kritisch bezien
- 2.5 Het verdere verloop van Qnow na verwijzing: het arrest Hof Arnhem 16 oktober 2018
- 2.6 Overzicht van de reacties op Qnow (juncto Greenworld) in de literatuur. De verdere opzet van onze analyse van het arrest met de nieuwe norm
- 2.7 De verdere opzet van deze analyse van de jurisprudentie van 2009 en 2016: de normen onderzocht naar contractuele herkomst en de Unierechtelijke context
Hoofdstuk 3 Analyse van de Greenworld-Qnow-maatstaf (I): ‘opzet en bewuste roekeloosheid’, de oorsprong ervan in het contractenrecht, liaisons dangereuses?
- 3.1 Inleiding. De contouren van het onderzoek naar dit rechtsgebied
- 3.2 De contractuele herkomst van ‘opzet en bewuste roekeloosheid’ – het eerste onderdeel van de Greenworld-maatstaƒ De bakermat: exoneratie in het vervoersrecht, Codam/Merwede (1954)
- 3.3 De verdere ontwikkeling van ‘bewuste roekeloosheid’ in de jurisprudentie: Diepop (1994) en Gemeente Stein/Driessen (1996)
- 3.4 Het karakter van ‘bewuste roekeloosheid’: subjectief of objectief criterium? Betekenis van Scaramea/Telfort (2008) en de resultaatsverbintenis
- 3.5 De toepassing van ‘bewuste roekeloosheid’ bij werkgeversaansprakelijkheid. Onderscheid met ‘opzet’ zinvol?, herformulering nodig? Betekenis van Interplissé (2012)
- 3.6 Afronding en conclusies. Resultaatsverplichting als onderscheidend kenmerk; de ‘kernprestatie’, niet-nakoming ervan als ‘kardinale fout’
- 3.7 De verzekeringsaspecten van aansprakelijkheid en exoneratie. Kuunders/Swinkels (2004) en standaardarrest Fokker vliegtuigvleugel (1968)
Hoofdstuk 4 Analyse van de Greenworld-Qnow-maatstaf (II): de herkomst van de criteria ‘persoonlijk ernstig verwijt’ of ‘grof plichtsverzuim’. Aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen en beroepsbeoefenaren. Andermaal, liaisons dangereuses?
- 4.1 Inleiding. De Aansprakelijkheid van beroepsbeoefenaren. Breeweg/Wijnkamp (2015)
- 4.2 De norm van ‘persoonlijk ernstig verwijt’ zoals ontwikkeld in de rechtspraak over bestuurdersaansprakelijkheid volgens Boek 2
- 4.3 Een analyse van het gebruik van de ‘ernstig verwijt’-maatstaf: is er een meerwaarde bij vaststelling van onzorgvuldig handelen? Het debat in de doctrine over deze ‘zware’ maatstaf voor bestuurdersaansprakelijkheid. De betekenis ervan voor de Qnow-norm bij de aansprakelijkheid van arbiters
- 4.4 De ‘ernstig verwijt’-maatstaf nader onderzocht. Wat zijn de kenmerken ervan in de praktijk?
- 4.5 Conclusies over het gebruik van de ‘ernstig verwijt’-maatstaf bij bestuurdersaansprakelijkheid van Boek 2. Welke lering biedt dit bij het zoeken naar een norm voor de aansprakelijkheid van arbiters?
- 4.5.1 Bestuurdersaansprakelijkheid uit Boek 2 de maat genomen: waar staan wij anno 2019?
- 4.5.2 Lessen uit Boek 2 voor de aansprakelijkheid van arbiters
- 4.5.3 De afronding van de geleerde lessen uit Boek 2
Hoofdstuk 5 Inventarisatie van soorten fouten van arbiters die tot aansprakelijkheid kunnen leiden. Het onderscheid: ‘Bedrijfsfouten’ en ‘processuele of inhoudelijke fouten’
- 5.1 Inleiding. Het belang van de soort fout die gemaakt is voor de aansprakelijkstelling\
- 5.2 ‘Bedrijfsfouten’, administratieve misslagen
- 5.3 ‘Processuele fouten’, niet naar de vorm, maar naar de inhoud. Ook: fouten die grond zijn voor wraking, vernietiging of herstel
- 5.4 Processuele fouten: (1) fout die grond voor wraking kan zijn ex art. 1033 Rv
- 5.5 Processuele fouten: (2) fout die grond voor vernietiging van het vonnis kan zijn ex art. 1065 Rv, sub e juncto b: strijd met de openbare orde, samenstelling van het scheidsgerecht
- 5.6 Vervolg fout (2). Enkele resterende vernietigingsgronden van art. 1065: ontbreken van een overeenkomst tot arbitrage (sub a) en motiveringsplicht (sub d). Nannini (2004)
- 5.7 Het vervolg op Nannini (2004) als standaard arrest: Kers/Rijpma (2006), een misleading case
- 5.8 Commentaar op Kers/Rijpma (2006). De NJ-noot van Snijders geanalyseerd; het ontbreken van Straatsburgse jurisprudentie
- 5.9 EHRM-jurisprudentie, Ruiz Torija/Spanje (1994), door de Hoge Raad aanvaard in 1995, met N/Mobius
- 5.10 De jurisprudentie van het EHRM over aan een rechterlijke motivering te stellen eisen op grond van artikel 6 EVRM (fair trial) na Ruiz Torija (1994). Helle/Finland (1997) en Hilvisaari/Finland (2001)
- 5.11 Conclusies over motiveringsgebreken en de werking van artikel 6 EVRM
Hoofdstuk 6 Diverse onderwerpen: De motiveringseis bij bindend advies. Herstel van het vonnis en terugverwijzing (remission). Vernietiging van het vonnis als voorwaarde? Mede-aansprakelijkheid van de arbiter, en juridisering van arbitrage
- 6.1 Vergelijkingsmateriaal: de motiveringseis bij bindend advies, Amsterdam/Honnebier (2005)
- 6.2 Processuele fouten: (3) fout die grond kan zijn voor herstel van het vonnis ex art. 1060 Rv. Verhouding tot remission, art. 1065a Rv
- 6.3 Afrondende beschouwingen: vernietiging van het vonnis als voorwaarde? Mede-aansprakelijkheid van een arbiter voor fout van een collega-arbiter. De juridisering van arbitrage als vorm van geschilbeslechting
- 6.3.1 Vernietiging van het vonnis als voorwaarde voor aansprakelijkstelling van de arbiter?
- 6.3.2 Mede-aansprakelijkheid van een arbiter voor een fout gemaakt door een mede-arbiter
- 6.3.3 De juridisering van arbitrage als vorm van geschilbeslechting
Hoofdstuk 7 Verzekering en arbitrage
- 7.1 Inleiding. Het standpunt van Snijders (en van de Hoge Raad?)
- 7.2 Commentaar. Overzicht van mogelijke verzekeringsdekking voor juridische dienstverleners; de rol van arbitrage-instituten
- 7.3 Exoneratie en verzekeringsdekking. Aansprakelijkheid van arbitrage-instituten? Afronding
Hoofdstuk 8 Kritiek op de leer van de Hoge Raad in Greenworld en Qnow: Aspecten van EU-recht: Köbler (2003) en het vervolg erop: Traghetti (2006) en Tomásová (2016). De miskenning van Unierecht inzake onrechtmatige rechtspraak in de jurisprudentie van de Hoge Raad. KLM-piloten/Staat (2018)
- 8.1 Inleiding. Het Hof van Justitie EU en zijn plaats naast het EHRM
- 8.2 Het begin met de Köbler-uitspraak van het Hof van Justitie EG in 2003
- 8.3 Het vervolg: Traghetti (2006). Nieuwe ontwikkelingen in EU-recht: Milena Tomásová/Slowenië (2016)
- 8.4 De motiveringsvereisten in de rechtspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot de verplichting van de nationale rechter om prejudiciële vragen aan het Hof te stellen. KLM-piloten/Staat (2018): Köbler (2003) gevolgd
- 8.5 Conclusies. De magere oogst van KLM-piloten/Staat (2018). Luxemburg en Straatsburg: The Tale of two Cities – en nog een lange weg te gaan
Hoofdstuk 9 Algemene conclusies. De balansopname: welke maatstaf zou moeten gelden voor de aansprakelijkheid van arbiters? De bekwame, zorgvuldig handelende arbiter