M.S. Groenhuijsen
Hoge Raad 20 juni 1989, nr. 86.135, ECLI:NL:HR:1989:AD0824
Tot enkele jaren geleden algemeen aangenomen dat slachtoffers van ad informandum gevoegde zaken geen vordering tot schadevergoeding in konden dienen. Echter, onder anderen de rechtbank Zutphen heeft deze lijn doorbroken. Toen in januari 1989 deze constructie voor het eerst werd erkend in hoger beroep, was het van groot belang een definitieve uitspraak van de Hoge Raad uit te lokken. De Hoge Raad besliste dat een vordering tot schadevergoeding van de beledigde partij niet kan worden toegewezen ter zake van een feit dat niet in de telastelegging is opgenomen, met een verwijzing naar de wetssystematiek en wetshistorie. De Hoge Raad hecht in het bijzonder waarde aan het accessoire karakter van de actie van het slachtoffer en de eis van beraadslaging en onderzoek ter terechtzitting op grond van de tenlastelegging.
Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1989
AA19890997