Th.G. Drupsteen
Centrale Raad van Beroep (CRvB) 17 december 1991, ECLI:NL:CRVB:1991:ZB4288, nr. MAW1990/116, AB 1992, 163 m.nt HH, TAR 1992, 38 m.a. R.M. van Male
De CRvB komt in deze uitspraak, na veranderende inzichten en gevoelens in de samenleving, terug op het oordeel dat proceskosten alleen onder bijzondere gevallen voor vergoeding in aanmerking komen als schade bij een vernietigd besluit. De CRvB zegt daar wel bij dat het niet gaat om een gehele proceskostenvergoeding maar dat deze kosten tussen het bestuursorgaan dat in het ongelijk wordt gesteld en de ambtenaar dient te worden verdeeld. De CRvB komt tot dit laatste oordeel omdat de ambtenarenrechter niet lijdelijk is, het niet verplicht is om juridische bijstand in te roepen en zaken zeer verschillend kunnen zijn. De Raad besluit dat een omgekeerde gang van zaken, een ambtenaar die in het ongelijk gesteld wordt, voor een gedeelte in de proceskosten te veroordelen; dit zou een te groot procesrisico voor de ambtenaar meebrengen. In een bijlage bij de uitspraak geeft de CRvB een regeling en berekeningsmethode om de proceskostenverdeling te bepalen bij een onrechtmatig besluit. In de noot wordt dieper op de proceskostenveroordeling ingegaan en gekeken naar de gelijkschakeling met de regeling in civiele procedures.
Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 1992
AA19920614