M.R. Ruygvoorn
Een partij die in de precontractuele fase onderhandelingen afbreekt wanneer dat onaanvaardbaar is of die in de contractuele fase weigert door te onderhandelen totdat een gerechtvaardigd breekpunt in de onderhandelingen is bereikt, kan worden veroordeeld om de onderhandelingen voort te zetten. Maar: hoe zinvol is zo’n veroordeling? Is het voor de veroordeelde partij niet betrekkelijk eenvoudig om aan de veroordeling te voldoen maar vervolgens de onderhandelingen op te blazen? Heeft het nog wel zin om te trachten tot zaken te komen met een onwillige wederpartij? En wanneer is een dergelijke vordering niet toewijsbaar? Kortom: wat is het nut en waar liggen de grenzen van een veroordeling tot dooronderhandelen? Deze en een aantal aanpalende vragen staan centraal in dit artikel.
Verdieping | Verdiepend artikel
september 2012
AA20120613