M.J.G.C. Raaijmakers
Hoge Raad 8 februari 1991, nr. 14095, ECLI:NL:HR:1991:ZC0139, NJ 1991, 338 (Schurer/Schurer)
In dit arrest en de daarbij behorende noot is aan de orde welke rechtsverhouding er tussen drie broers is ontstaan bij de bedrijfsvoering over een boerderij. Deze vraag wordt niet geheel beantwoord. De Hoge Raad oordeelt wel dat er i.c. rekening en verantwoording dient te worden afgelegd. De samenwerking binnen het boerenbedrijf heeft zowel trekken van een familierechtelijke betrekking die resulteert in een natuurlijke verbintenis, aldus de annotator.
Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1992
AA19920163