doorbreking aansprakelijkheid

Toont alle 5 resultaten

Gevaarzetting en doorbraak van aansprakelijkheid

S.M. Bartman

Hoge Raad 1 september 2009, nr. C07/203HR, ECLI:NL:HR:2009:BH4033, LJN: BH4033, NJ 2009/565, m. nt. PvS, JOR 2009/309, m. nt. Spinath (Comsys/Van den End q.q.) Faillissementsrecht. Procesrecht. Schending van de verplichting in de appeldagvaarding ex art. art. 111 lid 2, aanhef en onder j, Rv. het in art. 140 lid 2 Rv., genoemde rechtsgevolg te vermelden dat intreedt indien niet alle gedaagden op de voorgeschreven wijze in het geding verschijnen; voor de geïntimeerde jegens wie verstek is verleend en die in hoger beroep in het ongelijk is gesteld, stond zowel het rechtsmiddel van verzet als het rechtsmiddel van cassatieberoep open; nu cassatieberoep is ingesteld, kon geen verzet meer worden ingesteld; doorbraak van aansprakelijkheid; holding moedermaatschappij en enig aandeelhouder van dochtervennootschappen; vordering tot schadevergoeding bestaande in tekort faillissement dochter; bijzondere zorgplicht holding jegens crediteuren van gefailleerde dochter, welke zijn grondslag vindt in de door holding opgezette structuur met daaraan inherente risico’s voor de crediteuren van de gefailleerde dochter en de keuze om de activiteiten van de betreffende dochter ‘going concern’ voort te zetten in de wetenschap dat daardoor binnen de groep de crediteuren zouden worden benadeeld zodra de financiering in rekening-courant door holding zou worden beëindigd; in de gegeven omstandigheden diende holding zich de belangen van schuldeisers aan te trekken; holding die schuldeisers niet heeft gewaarschuwd voor penibele financiële positie van gefailleerde aansprakelijk voor tekort in faillissement van dochter; handelingen holding niet aan dochter toegerekend.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2010
AA20100102

december 1995

Katern 57: Ondernemingsrecht

B. Roest

maart 1998

Katern 66: Ondernemingsrecht

B. Roest

juni 2001

Katern 79: Vervoerrecht

J.W.L.M. ten Braak

Van Waning-Van der Vliet

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 3 april 1992, nr. 14577, ECLI:NL:HR:1992:ZC0564, NJ 1992, 411 m.nt. Maeijer (Van Waning/Van der Vliet) Arrest van de Hoge Raad waarin bepaald wordt dat betalingsonmacht van een bv kan bestaan uit de betalingsonwil van degene die volledige zeggenschap over de vennootschap heeft. Het niet-gebruik maken van een krediet faciliteit door de vennootschap op instignatie van de enig zeghebbende kan volgens de Hoge Raad een onrechtmatige daad opleveren van degene die volledig zeggenschap heeft tegen de schuldeiser. In de noot wordt hier dieper op ingegaan en worden de moeilijkheden rond deze zaak verder toegelicht.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1993
AA19930201

Toont alle 5 resultaten