Resultaat 13–20 van de 20 resultaten wordt getoond
december 1989
R.J.C. Flach, G.R. Rutgers
juni 1995
R.J.C. Flach
J.F. Nijboer bewerkt door P.A.M. Mevis
In dit artikel wordt de in de straf(proces)rechtelijke literatuur regelmatig geuite verzuchting dat in de rechtspraak het (strafvordelijk) wettelijk bewijsrecht is uitgehold, gerelativeerd.
Bijzonder nummer | De rechtsstaat Nederlandjuli 2004AA20040492
H. Verrijn Stuart
Artikel waarin Verrijn Stuart reageert op een artikel in de reeks behorende bij de rode draad `Op zoek naar gefeminiseerd recht´ waarin een advocaat pleit voor de civilisering van het strafrecht voor wat betreft seksuele delicten in de relationele sfeer.
Opinie | Reactie/nawoordjuni 1992AA19920334
R.Ch. Verschuur
Artikel waarin de verandering van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering centraal staat voor wat betreft de wijziging van het bewijsrecht in burgerlijke zaken. In het artikel wordt ingegaan op de parlementaire geschiedenis en vervolgens wordt de regeling inhoudelijk besproken. Verderop komt de veranderde terminologie aan de orde. Daarna wordt de vrijheid en de lijdelijkheid van de rechter besproken in de nieuwe wet. Vervolgens komen de verschillende bewijsmiddelen aan de orde zoals schriftelijk bewijs, de partij als getuige en het getuigenbewijs in het algemeen.
Annotaties en wetgeving | Wetgevingapril 1988AA19880244
J.S. Nan, J.F. Nijboer bewerkt door P.A.M. Mevis, J.H.J. Verbaan
Een systematische behandeling van het Nederlandse strafrechtelijk bewijsrecht. De huidige stand van het recht wordt besproken, kritisch geëvalueerd en hier en daar tevens bezien in het licht van ontwikkelingen elders en te verwachten ontwikkelingen hier te lande.
9789069168470 - 04-09-2017
C.J.M. Klaassen
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in zogenoemde ‘voorlopige bewijsmaatregelen’. Wat is eigenlijk het nut en wat zijn de mogelijkheden hiervan? Deze bijdrage besteedt aandacht aan deze kwestie in de context van enerzijds recente rechtspraak en anderzijds ontwikkelingen rond de modernisering van het bewijsrecht.
Verdieping | Verdiepend artikelfebruari 2019AA20190097
M.J. Dubelaar
De Hoge Raad betracht van oudsher de nodige terughoudendheid bij het toetsen van de bewijsbeslissing, nu het antwoord op de bewijsvraag in de kern een feitelijke aangelegenheid betreft waarin de Hoge Raad als cassatierechter niet te veel wil treden. Wat betreft de invulling van het bewijsrecht (die paar regels die het juridisch kader vormen waarbinnen de bewijsbeslissing moet worden genomen), heeft de Hoge Raad zich altijd tamelijk formalistisch én coulant opgesteld, hetgeen erin heeft geresulteerd dat de wettelijke bewijsregeling is uitgehold en zich geen echte juridische bewijstheorie heeft ontwikkeld. In dit artikel wordt nader ingegaan op de rol van het recht bij de bewijsbeslissing en de opstelling van de Hoge Raad ter zake de normering van die beslissing. Betoogd wordt dat de Hoge Raad wel degelijk meer zou kunnen betekenen, maar dat vanzelfsprekend niet alle openliggende vragen op dit terrein in de cassatierechtspraak kunnen worden opgelost.
Rode draad | Rechtsvorming door de Hoge Raadjuni 2015AA20150528