B. van Rijsbergen
Op 13 maart 1989 heeft de regering de Tweede Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verband met de herziening van het stelsel van administratieve boeten en de bevoegdheid tot navordering ingediend. De kritiek op het ingediende voorstel is groot. Door velen wordt het voorstel strijdig geacht met elementaire regels van het strafrecht en de rechtsbeginselen die in een rechtsstaat behoren te gelden. Naar de mening van de auteur is het wetsvoorstel een typerend voorbeeld van recente fiscale wetgeving waarmede eenzijdig het belang van de fiscus wordt gediend. In dit artikel wordt een aantal elementen van het wetsvoorstel 21058 behandeld. Gekeken wordt of de nieuwe opzet van het fiscale boetestelsel overeenstemt met de rechtsontwikkeling die de laatste jaren op dit terrein heeft plaatsgevonden.
Verdieping | Studentartikel
februari 1990
AA19900073